Apollo maakte langzaam de deur open en stapte met nog rode ogen Laurens kamer binnen. 'Veel te klein voor iemand van haar leeftijd', was zijn conclusie. Hij keek naar het armoedige meubilair, een bed, een gammele kast en een stoeltje dat zijn beste tijd had gehad waarop een cd-speler stond. Het apparaat stond aan. Op de grond lag een harig grijs kleed op de grond. "Mag ik?" vroeg hij, wijzend op het voeteneind van het bed en ging zitten zonder op antwoord te wachten. "Ik wil nog eventjes met je praten voordat ik ga." Want gaan leek hem een goed idee. De twee vrouwen hier in huis hadden nog een hoop met elkaar te bespreken. Hij hoopte dat Cynthia haar eindelijk de waarheid zou vertellen over haar afkomst. "Ik wilde nog eventjes komen vragen of je meende wat je zei. Dat ik je met rust moest laten." Apollo zuchtte zachtjes en keek naar zijn handen die in elkaar gevouwen op zijn schoot lagen. "Ik meende wat ik zei. Als dat echt is wat je wilt zal ik je ook echt met rust laten. Alleen kom je er niet onderuit mij nog af en toe eens te zien. Want ik heb je moeder net beloofd haar niet weer in de steek te laten, en dat ga ik ook niet doen. Ik hoop alleen dat je niet meer zo boos op me bent." Zijn eigenlijke bedoeling was haar te vragen om opnieuw kennis te maken, maar aan haar houding te zien leek hem dat niet zo'n goed idee. Hij stond op en zei: "Nou, dan ga ik maar eens.. Je zult me nog wel een keer tegen het lijf lopen." Hij liep richting de deur. Net toen hij wilde vertrekken draaide hij zich nog even om. "Trouwens, als er ooit een situatie komt waarin je mijn hulp nodig hebt, weet je hoe je me kunt bereiken." Met dat laatste doelde hij op bidden. Hij had gemerkt hoe ze daar over dacht maar toch voelde hij dat hij dit had moeten zeggen. En met een laatste blik op zijn kleindochter liep hij de kamer uit.